ze is al oud
en snel wat moe
voordat men knallend
het nieuwe jaar in gaat
wil zij al onder de veren
ach, weet je wat het is
lacht ze me toe
mijn ene oor is stokdoof
het andere hoort nog
als een jonge meid
maar ieder nadeel
heeft zijn voordeel
als ik op een oor lig
kan geen jaarwisseling
mij deren
koffie met een laagje schuim
waarin je nu 't langzamer mag
in trage lijn een letter laat leven
met een lepel die je
oorspronkelijk niet nodig had
klein knappende bellen lijken te knipogen
een antwoord op je korte brief te geven
het koekje naast de kop oogt broos
breekbaar genoeg om onschuldig te lijken
je besluit het niet te breken, niet te eten
precies voldoende niet meer te beleven
dan waar en nu en wie je bent
slechts een letter in je koffie
met een koekje en een lepel
in een traag fragment, het
aangename stilleven van een
geruisloos koffiemoment
hoeveel zonnige dagen duurt het
voordat men zegt
het is zomer
zou het langer duren voor degene
die door de tranen heen moet zien
korter voor een dier
dat opleeft van vallend water
komt de zomer harder binnen
als men liefheeft
maar niet liefgeven kan
spijtiger
om het ontbreken van de andere schaduw
er is voornamelijk het licht
dat weerkaatst
maar geen antwoord geeft op de vele vragen
een zon
kan niets anders doen dan stralen
waar ze levens bereikt
onwillekeurig
de zomer uitdragen
De man van de buurvrouw
is dood.
De buurman.
Op 33.
En ook de moeder van de
buurman van drie deuren
verderop. De buurvrouw.
Op 41.
Lepeltje, de teckel op 23
leeft nog. Al wordt hij oud.
En er is een wachtrij.
Een denkbeeldige lijn
vol oude mensen.
Als je geluk hebt,
kun je hier komen wonen.
Nog voor de dood.
Dat zei de buurvrouw.
Op 37.
Wier man ook nog steeds
leeft, al heeft zij hem wel al
eens moeten reanimeren.
Ik heb naar buurvrouw 39
voorts niet gevraagd.
Het werd pas officieel een
seniorenflat toen ik destijds
vertrok uit nummer 35.
Het laatste jong
heengegaan.
Het zet tot denken aan.
Sinds men daar officieel
oud werd verklaard, is men
spontaan begonnen
dood te gaan.
er is altijd een letter de eerste
die wegvalt als de echo van het geluid
klinkt uit de diepte van de put
de klinkers blijven niet zonder reden
het langst van alle klinken
tot ook zij zich gaan vervelen
er is geen moeders rok
om je gezicht in te verdrinken
geen vaderhand om naar te grijpen
geen volwassen mens om tegenop te zien
of maar half te begrijpen
er is in de omgeving geen ander mensenkind
om geheimen en zo meer mee te delen
er is alleen een put
die ping pong met een kleine stem wil spelen
Dit gedicht is gepubliceerd in de bundel 'En dan het dansend in de schaduw blijven', uitgegeven door Literair Zeist in het kader van de Literatuurprijs Zeist 2018.
tussen hetzelfde en anders
ligt een dunne lijn van wel en wee
neem de kat met de gele halsband
met 06I09I8890 aan de binnenkant
raakte zoek en werd gevonden
maar niet meer teruggebracht
zijn vinder belde en constateerde
dat het nummer niet in gebruik was
zonder dat hij zich realiseerde
dat hij het nummer ondersteboven las
haar vingertoppen ribbelen traag over de rijen witte puntjes
bedachtzaam en zorgvuldig
alsof ze alle onvolkomenheden minutieus in kaart brengt
van de huid die ze liefheeft
stoppels, bultjes, ruwigheid, met als toegift kippenvel
in dit reliëf kan ze liefkozend lezen
haar handen zijn de bril die ze nooit afzet
waarmee ze bakens plaatst in een innerlijke nacht
vanachter geblindeerde ramen
streelt ze langzaam vorm tot een verhaal
ze is een nachtkijker
de braille haar zicht op ruig landschap
naadloos na de herinnering
komt tegenwoordige tijd
met daarbinnen geen benul
of een richting iets is om aan te wijzen
of tijd een maat te groot kan zijn
of het als het eerste vliesje ijs kan breken
zoals lucht, zo overal, zo is nu
zo niet te plukken of op te rapen
zo flinterdun en weinig
waarvan je iets moet maken
dat een hoofd vanzelf herinnert
meteen en regelmatig ook daarna
ook als niets naar het noorden wijst
er zelfs geen pad is om van af te wijken
en je niet weet of je vliegt
of struikelt of gevallen bent
of bezig op te staan